NIERZIEKTEN
- chronische nierschade (CNS)
- chronische nierschade - hemodialyse (HD)
- chronische nierschade - peritoneale dialyse (PD)
- chronische nierschade - niertransplantatie
- chronische nierschade - nefrotisch syndroom
- urinewegstenen (urolithiasis)
Chronische nierschade (CNS) 
Voorkeursmoment voor verwijzing naar de diëtist:
- diagnose chronische nierschade met mild tot matig en sterk verhoogd risico:
- eventueel gecombineerd met :
- hypertensie: zonder albuminurie > 140/90 mmHg, met albuminurie > 130/80 mm Hg (herhaald gemeten), bij kinderen is dit leeftijdsafhankelijk
- proteïnurie: > 0,5 g/24 uur
- vochtretentie
- serum kalium: < 4 of > 5 mmol/l
- serum fosfaat: > 2,0 mmol/l (kinderen < 1 jaar), > 1,8 mmol/l (kinderen > 1 jaar), > normaalwaarde volgens de lokale laboratoriumreferentiewaarden (1,3 – 1.4 mmol/l (volwassenen)
- serum bicarbonaat (totaal CO2 of HCO3) < 22 mmol/l
- overgewicht (BMI > 25 kg/m2; > 70 jaar > 27 kg/m2)
- groeiachterstand.
Relevante gegevens voor de diëtist:
- diagnose: chronische nierschade met basislijden, eventuele nevendiagnose(s)
- symptomen: uremische complicaties, hypertensie, overvulling, groeiachterstand
- laboratoriumgegevens:
- serum: ureum, kreatinine, eGFR (CKD-EPI formule of MDRD formule), natrium, kalium, calcium, fosfaat, bicarbonaat (HCO3/totaal CO2), Hb, HbA1c, glucose, lipidenspectrum, albumine, 25(OH) vitamine D
- 24-uurs urine: natrium, totaal eiwit, ureum, kreatinine, kreatinineklaring
- hieruit berekende geschatte eiwit- en natrium-/zoutinname
- medicatie: (soort, hoeveelheid, tijdstip van inname) o.a. antihypertensiva, diuretica, actief vitamine D, calciumzouten, fosfaatbinders, calcimimetica, ionenwisselaars, natriumbicarbonaat, erytropoëtine, groeihormoon, ijzerpreparaten, cholesterolverlagende medicatie, vitaminen- en mineralensuppletie, insuline, orale bloedglucoseverlagende medicatie
- overig: lengte, gewicht(sverloop), BMI en buikomvang, bloeddruk, SGA of score screening op ondervoeding, groeicurve.
Doelstelling behandeling diëtist:
- behandeling progressiefactoren:
- het vertragen van de achteruitgang van de nierfunctie
- ondersteunen van de bloeddrukregulatie: streven naar bloeddruk < 140/90 mmHg (zonder albuminurie) resp. < 130/80 mm Hg (met albuminurie), bij kinderen leeftijdsafhankelijk
- verminderen van de proteïnurie tot < 1 g/24 uur
- behandeling complicaties:
- bijdrage leveren aan goede calcium- en fosfaathuishouding: streven naar serum fosfaat < 2,0 mmol/l (kinderen < 1 jaar), < 1,8 mmol/l (kinderen > 1 jaar), < 1,3-1,4 mmol/l (volwassenen) en serum calcium 2,1-2,55 mmol/l,
- bijdrage leveren aan de behandeling van metabole acidose: streven naar serum totaal bicarbonaat (totaal CO2 of HCO3) ≥ 22 mmol/l, bij kinderen medicamenteus behandeld,
- regulering van de elektrolytenbalans: streven naar serum kalium < 5,0 mmol/l (kinderen), 4 - 5 mmol/l (volwassenen),
- bewaken van de voedingstoestand en voorkomen van ondervoeding; streven naar eiwitinname conform behoefte,
- voorkomen van voedingsgerelateerde complicaties: streven naar serum ureum < 20 mmol/l (kinderen),
- verminderen van de vochtretentie.
- cardiovasculair risicomanagement
- verminderen van het risico op cardiovasculaire complicaties,
- gewichtsreductie bij overgewicht,
- verbetering van de leefstijl (bewegen, stoppen met roken).
Dieetkenmerken:
kinderen
- energie: rustmetabolisme (Schofield) + toeslagen. Aanhouden verhouding gewicht naar lengte (groeicurve),
- eiwit: 0,8-1,8 g/kg lichaamsgewicht afhankelijk van leeftijd en serum-ureumspiegel
- natriumbeperkt: maximaal 2000 mg,
- kaliumbeperking op geleide van de laboratoriumbepalingen: bij > 5 mmol/l beperken afhankelijke van de leeftijd, voedingsanamnese en eventueel gebruik van kaliumverlagende medicatie,
- fosfaatbeperking op geleide van de laboratoriumbepalingen: < 400 mg/dag (zuigelingen), 400-600 mg/dag (kinderen < 20 kg), < 800 mg/dag (kinderen > 20 kg), eventueel in combinatie met fosfaatbindende medicatie,
- vochtbeperkt: 300 ml/m² lichaamsoppervlak + diurese,
- calciumbeperking: in voeding beperken tot 100% van de aanbevolen hoeveelheid.
volwassenen
- energie: basaalmetabolisme (FAO/WHO/UNU formule (1985) of Harris & Benedict (1984)) + toeslagen uitgaande van het actuele gewicht (tenzij evident veel vocht wordt vastgehouden)
- eiwitbeperkt dieet 0,8 g/actueel gewicht, Bij onder- en overgewicht uitgaan van een gecorrigeerd gewicht: ga bij BMI < 20 kg/m2 uit van het gewicht BMI = 20 kg/m2 ; ga bij BMI > 27 kg/m2 uit van het gewicht BMI = 27 kg/m2
- natriumbeperkt: 2000 tot maximaal 2400 mg (80-100 mmol) of 5-6 gram NaCl per dag,kaliumbeperking op geleide van laboratoriumbepalingen: bij serum
- kalium > 5 mmol/L: 2000-3000 mg per dag afhankelijk van voedingsanamnese en/of gebruik kaliumverlagende medicatie,
- fosfaatbeperking op geleide van laboratoriumbepalingen: bij serum fosfaat > normaalwaarde volgens de lokale laboratoriumreferentiewaarden (>1,3-1,4 mmol/l): fosfaat: 800-1000 mg, waarbij dit een adequate eiwitinname niet in de weg mag staan. Indien fosfaatbindende medicatie geïndiceerd is, zal afstemming van fosfaatbindende medicatie op fosfaatintake nodig zijn,
- calcium: < 2000 mg elementair calcium, dit is inclusief het calcium verkregen uit fosfaatbinders op basis van calcium,
- vocht:
- 1,5-2 l per dag,
- bij patiënten met hartfalen: wordt een vochtbeperking van 1,5-2 l per dag geadviseerd: wanneer een hoge dosis diuretica nodig is om vochtretentie te voorkomen, wordt een vochtbeperking van 1,5 l per dag voorgeschreven,
- bij de vochtbeperking wordt vocht uit vaste voeding niet meegerekend,
- bij nierstenen en jicht: minimaal 2,5-3 l per dag.
- fructose beperken bij verhoogd serum uruinezuur
- voeding samenstellen voor zover mogelijk volgens de adviezen Richtlijn Goede Voeding .
Behandeltijd:
- CNS mild verhoogd risico: zorgniveau 2*, zie ’werkwijze diëtist’; de voedingszorg valt onder zorgprofiel 3 (individuele dieetbehandeling) van de Zorgmodule voeding.
- CNS matig en sterk verhoogd risico: zorgniveau 3*, zie ’werkwijze diëtist’; de voedingszorg valt onder zorgprofiel 4 (specialistische dieetbehandeling) van de Zorgmodule voeding.
Bijzonderheden:
- op grond van het dieetadvies bespreekt de diëtist het tijdstip van inname van de voorgeschreven fosfaatbinders en gebruik kaliumverlagende medicatie,
- medicatie zoals natriumpolystyreensulfonaat en natriumbicarbonaat leveren een grote bijdrage aan de totale natriuminname,
- ACE-remmers of Angiotensine II (AT1)-antagonisten (ARB’s) kunnen leiden tot een verhoogd serum kalium,
- gebruik van een kaliumrijke voeding heeft een gunstige invloed op de bloeddruk. Zolang het serum kaliumgehalte het toelaat, is het advies om meer plantaardige producten, zoals groente en fruit te gebruiken. Gebruik van kaliumzout (KCl) wordt echter afgeraden.
- fosfaatbinders op basis van calcium kunnen een behoorlijke bijdragen leveren aan de calciuminname,
- bij verdere achteruitgang van nierfunctie kan er sprake zijn van een verslechterde eetlust.
- suppletie van vitaminen en mineralen kan noodzakelijk zijn. Bij onvoldoende voedselinname wordt gebruik gemaakt van dieetpreparaten en/of dieetproducten , passend binnen de dieetbeperkingen (bijvoorbeeld verlaagd in elektrolyten, evt. klein volume). Bij onvoldoende resultaat is enterale voeding middels een sonde een optie.bij hypoalbuminemie moet de uitslag van het serum calcium gecorrigeerd worden,
- gebruik van sterfruit en sterfruitproducten wordt vanwege neurotoxiciteit afgeraden.
Bronnen:
CBO. Multidisciplinaire richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement. Utrecht: 2006
Diëtisten Nierziekten Nederland. Dieet bij chronisch nierfalen (doelgroep volwassen patiënten zonder nierfunctievervangende therapie), 2014, www.dietistennierziekten.nl
Nederlandse Federatie voor Nefrologie. Voeding en Vitaminesuppletie bij nierinsufficiëntie en dialyse. 2014, www.nefro.nl.
Nederlandse Federatie voor Nefrologie. Richtlijn Diagnostiek en Behandeling van patiënten met Chronische Nierschade (CNS). Nieuwegein: 2009
Werkgroep nierziekten KODAZ: Dieetbehandelingsrichtlijn: dieetadviezen bij kindernefrologie 2015.
De actualisering van Chronische nierschade is gerealiseerd door Hans Brandts, diëtist nierziekten Rijnstate Arnhem en Inez Jans, diëtist nierziekten Ziekenhuis Gelderse Vallei Ede, mede namens de Diëtisten Nierziekten Nederland (DNN), Anneke van den Berg, diëtist Universitair Medisch Centrum Nijmegen (UMCN), mede namens Kinderdiëtetiek Overleg Diëtisten Academische Ziekenhuizen (KODAZ)
Aangepast op 1 juli 2015
Chronische nierschade - hemodialyse (HD) 
Voorkeursmoment voor verwijzing naar de diëtist:
- vlak voor/na start hemodialyse.
Relevante gegevens voor de diëtist:
- diagnose: eindstadium chronische nierschade met basislijden, eventuele nevendiagnose(s)
- symptomen: uremische complicaties, hypertensie, overvulling, obstipatie, groeiachterstand
- laboratoriumgegevens:
- serum (vóór dialyse): ureum, kreatinine, natrium, kalium, calcium, fosfaat, PTH, bicarbonaat (totaal CO2 of HCO3), Hb, HbA1c, glucose, lipidenspectrum, albumine, 25(OH) vitamine D, CRP
- serum (na dialyse): ureum, kreatinine, kalium
- 24-uurs urine: hoeveelheid diurese, natrium, kreatinine, ureum, eiwit
- medicatie: (soort, hoeveelheid, tijdstip van inname) o.a. antihypertensiva, diuretica, inactief en actief vitamine D, calciumzouten, fosfaatbinders, calcimimetica, ionenwisselaars, natriumbicarbonaat, erytropoëtine, ijzerpreparaten, cholesterolverlagende medicatie, vitaminen- en mineralensuppletie, insuline, orale bloedglucoseverlagende medicatie, groeihormoon
- overig: lengte, gewicht(sverloop), bloeddruk, SGA, indien van toepassing score screening risico op ondervoeding, groeicurve, dialysestreefgewicht, dialyseduur en -frequentie, toegang tot de bloedbaan, Kt/V, PNA (PCR) of nPNA (nPCR), IDWG, transplantabiliteit.
Doelstelling behandeling diëtist:
- behandeling complicaties:
- bijdrage leveren aan goede calcium- en fosfaathuishouding: streven naar serum fosfaat < 2 mmol/l (kinderen < 1 jaar), < 1,8 mmol/l (kinderen > 1 jaar), < 1,5 mmol/l (volwassenen) en serum calcium (gecorrigeerd voor albumine) 2,10-2,55 mmol/l,
- bijdrage leveren aan de behandeling van metabole acidose: streven naar serum totaal bicarbonaat (totaal CO2 of HCO3) > 22-29 mmol/l, bij kinderen medicamenteuze behandeling,
- bijdrage leveren aan behoud restnierfunctie,
- regulering van de elektrolytenbalans: streven naar serum kalium < 5,0 mmol/l (kinderen),< 5,5 mmol/l (volwassenen),
- streven naar serum ureum < 20 mmol/l (kinderen)
- streven naar PNA (PCR) die overeenkomt met de eiwitbehoefte,
- verminderen van de vochtretentie,
- bewaken van de voedingstoestand
- handhaven/bereiken van een goede groeicurve.
- cardiovasculair risicomanagement
- verminderen van het risico op cardiovasculaire complicaties,
- ondersteunen van de bloeddrukregulatie; bij kinderen is deze leeftijdsafhankelijk,
- gewichtsreductie bij morbide adipositas (BMI > 30 kg/m2),
- verbetering van de leefstijl (stimuleren van bewing, stoppen met roken).
Dieetkenmerken:
kinderen
- energie: rustmetabolisme (Schofield) + toeslagen. Aanhouden verhouding gewicht naar lengte (groeicurve),
- eiwit: 1,2- 2,6 g/kg lichaamsgewicht afhankelijk van leeftijd en serum-ureumspiegel,
- natrium: maximaal 2000 mg (ter voorkoming van overvulling, hypertensie en ter ondersteuning van de vochtbeperking),
- kaliumbeperking op geleide van de laboratoriumbepalingen: bij > 5 mmol/l beperken afhankelijk van de leeftijd, voedingsanamnese en eventueel gebruik van kaliumverlagende medicatie,
- fosfaatbeperking op geleide van de laboratoriumbepalingen: bij serum fosfaat > de aangegeven grens beperken: < 400 mg/dag (zuigelingen), 400-600 mg/dag (kinderen < 20 kg), < 800 mg/dag (kinderen > 20 kg), eventueel in combinatie met fosfaatbindende medicatie,
- vochtbeperkt: 300 ml/m² lichaamsoppervlak + diurese afhankelijk van maximale gewichtstoename tussen 2 dialyse circa 1-2 kg,
- calciumbeperking: in voeding beperken tot 100% van de aanbevolen hoeveelheid.
volwassenen
- energie: basaalmetabolisme (FAO/WHO/UNU (1985)-formule of Harris & Benedict (1984)-formule), uitgaande van het actuele gewicht (tenzij evident veel vocht wordt vastgehouden) x 1,3 voor activiteit en ziekte. Het kan wenselijk zijn om bij een BMI > 27 kg/m2 het gewicht te corrigeren naar het gewicht bij BMI 27 kg/m2 om overschatting te voorkomen. Advies t.a.v. energie evalueren (a.d.h.v. het gewichtsverloop) en zo nodig aanpassen,
- eiwit: 1,0-1,2 gram/kg actueel lichaamsgewicht.Hanteer bij overvulling het gewicht voordat er sprake was van overvulling. Bij klinische ondervoeding en inflammatie is de eiwitbehoefte verhoogd tot 1,5 gram/kg/dag; hierbij wordt uitgegaan van actueel gewicht. Bij onder- en overgewicht uitgaan van een gecorrigeerd gewicht: ga bij BMI < 20 kg/m2 uit van het gewicht BMI = 20 kg/m2 ; ga bij BMI > 27 kg/m2 uit van het gewicht BMI = 27 kg/m2 ,
- natriumbeperking bij vochtretentie, slechte ultrafiltratie of hypertensie: 2000-2400 mg (80-100 mmol) of 5-6 gram NaCl per dag,
- kaliumbeperking op geleide van laboratoriumbepalingen: bij serum kalium > 5,5 mmol/l: 2000-3000 mg (50-75 mmol) per dag afhankelijk van voedingsanamnese en/of gebruik kaliumverlagende medicatie,
- fosfaatbeperking op geleide van laboratoriumbepalingen: bij serum fosfaat > 1,5 mmol/l: 800-1000 mg, waarbij dit een adequate eiwitinname niet in de weg mag staan. Indien fosfaatbindende medicatie geïndiceerd is, zal afstemming van fosfaatbindende medicatie op fosfaatintake nodig zijn,
- calcium: < 2000 mg elementair calcium, dit is inclusief het calcium verkregen uit fosfaatbinders op basis van calcium,
- vocht: interdialytische gewichtstoename (IDWG) mag niet hoger zijn dan 4,0-4,5% van het droog lichaamsgewicht (bij BMI > 27 kg/m2 gecorrigeerd gewicht BMI = 27 kg/m2 ) bij stabiele patiënten zonder hartfalen. Voor patiënten met hartfalen lijkt een IDWG van maximaal 2,5% acceptabel. Bij een te hoge UFR of als totale UF niet binnen de dialyseduur is te behalen, dan kan een strengere vochtbeperking nodig zijn.
- voeding samenstellen voor zover mogelijk volgens de adviezen Richtlijn Goede Voeding.
Behandeltijd:
- zorgniveau 4*, zie ’werkwijze diëtist’.
Bijzonderheden:
- op grond van het dieetadvies bespreekt de diëtist het tijdstip van inname van de voorgeschreven fosfaatbinders en gebruik van kaliumverlagende medicatie,
- medicatie zoals natriumpolystyreensulfonaat en natriumbicarbonaat leveren een grote bijdrage aan de totale natriuminname,
- fosfaatbinders op basis van calcium kunnen een behoorlijke bijdrage leveren aan de calciuminname,
- er wordt standaard vitaminesuppletie geadviseerd volgens richtlijn NfN,
- er kan sprake zijn van verslechterde eetlust, bij kinderen is er vaak sprake van een verslechterde eetlust in combinatie met spugen. Bij onvoldoende voedselinname wordt gebruik gemaakt van dieetpreparaten en/of dieetproducten passend binnen de dieetbeperkingen (bijvoorbeeld verlaagd in elektrolyten, klein volume). Bij onvoldoende resultaat zijn de mogelijke vervolgbehandelingen: enterale voeding middels sonde of intradialytische parenterale voeding (IDPN) ,bij hypoalbuminemie moet de uitslag van het serum calcium gecorrigeerd worden,
- gebruik van sterfruit en sterfruitproducten wordt vanwege neurotoxiciteit afgeraden,
- bij nachtdialyse is de dialyseduur langer dan bij de gebruikelijke centrumdialyse. Hierdoor zijn elektrolyten vaak meer genormaliseerd en zijn er zodoende vaak minder dieetbeperkingen en minder medicatie zoals fosfaatbinders en ionenwisselaars nodig. Dit is echter afhankelijk van de duur en de verdeling van de nachtdialyse over de week. Tijdens de langste interdialytische periode kan het nodig zijn dieetbeperkingen en medicatie weer aan te scherpen,
- bij thuisdialyse kan de dialyseduur en -frequentie hoger zijn dan bij de gebruikelijke centrumhemodialyse. Hierdoor zijn elektrolyten vaak meer genormaliseerd en zijn er zodoende vaak minder dieetbeperkingen en minder medicatie zoals fosfaatbinders en ionenwisselaars nodig.
Bronnen:
Diëtisten Nierziekten Nederland (DNN). Dieetbehandelrichtlijn Dieet bij hemodialyse (inclusief achtergrondinformatie). 2014 www.dietistennierziekten.nl
Diëtisten Nierziekten Nederland (DNN). Addendum dieetbehandeling richtlijn dieet bij hemodialyse: Intradialytische parenterale voeding (IDPN). 2014
Fouque D, Vennegoor M et al. European Best Practice Guidelines (EBPG). Guideline on Nutrition. Nephrology Dialysis Transplantation 2007, 22 [Suppl 2]: ii45 – ii87. doi:10.1093/ndt/gfm020
Kidney Disease: Improving Global Outcomes (KDIGO) CKD-MBD Work Group. KDIGO clinical practice guideline for the diagnosis, evaluation, prevention and treatment of chronic kidney disease – mineral and bone disorder (CKD-MBD). Kidney International (2009) 76 (Suppl 113), S1–S130; doi:10.1038/ki.2009.189
Nederlandse federatie voor Nefrologie (NfN). Richtlijnen bij chronische nierinsufficiëntie; inclusief richtlijn Vitaminesuppletie. 2014. http://www.nefro.nl/uploads/r7/-y/r7-y97wXFXgpl1_syNhHSg/Richtlijn-Voeding-en-vitaminesuppletie-revisie-2014-definitief.pdf
Nederlandse federatie voor Nefrologie (NfN). Richtlijn Mineraal- en botstoornis. 2010. http://www.nefro.nl/uploads/Fh/gH/FhgHojt2KTXEGcUaaCbHIQ/Richtlijn-Mineraal-en-botstoornis2010.update-okt.pdf
Werkgroep nierziekten KODAZ: Dieetbehandelingsrichtlijn: dieetadviezen bij kindernefrologie 2015.
De actualisering van Chronische Nierschade – hemodialyse is gerealiseerd door Sophie Luderer, diëtist nierziekten Canisius Wilhelmina Ziekenhuis Nijmegen, Angelique van Empel-Van den Braak, diëtist nierziekten Ziekenhuis Bernhoven Uden, , mede namens Diëtisten Nierziekten Nederland (DNN), Anneke van den Berg, diëtist Universitair Medisch Centrum Nijmegen (UMCN), mede namens het Kinderdiëtetiek Overleg Diëtisten Academische Ziekenhuizen (KODAZ)
Aangepast op 1 juli 2015
Chronische nierschade - peritoneale dialyse (PD) 
Voorkeursmoment voor verwijzing naar de diëtist:
- vlak voor/na start peritoneale dialyse.
Relevante gegevens voor de diëtist:
- diagnose: eindstadium chronische nierschade met basislijden, eventuele nevendiagnose(s)
- symptomen: uremische complicaties, hypertensie, overvulling, obstipatie, peritonitis, groeiachterstand
- laboratoriumgegevens:
- serum: ureum, kreatinine, natrium, kalium, calcium, fosfaat, PTH, bicarbonaat (totaal CO2 of HCO3), Hb, HbA1c, glucose, lipidenspectrum, albumine, 25(OH) vitamine D, CRP
- 24-uurs urine: hoeveelheid diurese, natrium, kreatinine, ureum, eiwit
- medicatie: (soort, hoeveelheid, tijdstip van inname) o.a. antihypertensiva, diuretica, inactief en actief vitamine D, calciumzouten, fosfaatbinders, calcimimetica, ionenwisselaars, natriumbicarbonaat, erytropoëtine, ijzerpreparaten, cholesterolverlagende medicatie, vitaminen- en mineralensuppletie, insuline, orale bloedglucosverlagende medicatie, groeihormoon
- overig: lengte, gewicht(sverloop), bloeddruk, SGA, indien van toepassing score screening risico op ondervoeding, groeicurve, dialysestreefgewicht, aantal wisselingen/dag, volume, soort PD, soort en concentratie van de PD-vloeistof, Kt/V, PNA (PCR) of nPNA (nPCR), transplantabiliteit.
Doelstelling behandeling diëtist:
- behandeling complicaties:
- bijdrage leveren aan goede calcium- en fosfaathuishouding, streven naar serum fosfaat: < 2 mmol/l (kinderen < 1 jaar), < 1,8 mmol/l (kinderen > 1jaar), < 1,5 mmol/l (volwassenen) en serum calcium (gecorrigeerd voor albumine) 2,10-2,55 mmol/l,
- bijdrage leveren aan de behandeling van metabole acidose: streven naar serum totaal bicarbonaat (totaal CO2 of HCO3) > 22-29 mmol/l, bij kinderen medicamenteuze behandeling,
- bijdrage leveren aan behoud restnierfunctie,
- regulering van de elektrolytenbalans, streven naar serum kalium: < 5,0 mmol/l (kinderen), < 5,5 mmol/l (volwassenen),
- streven naar serum ureum: < 20 mmol/l (kinderen),
- streven naar PNA (PCR) die overeenkomt met de eiwitbehoefte,
- verminderen van de vochtretentie,
- bewaken van de voedingstoestand,
- handhaven/bereiken van een goede groeicurve,
- cardiovasculair risicomanagement:
- verminderen van het risico op cardiovasculaire complicaties,
- ondersteunen van de bloeddrukregulatie; bij kinderen is deze leeftijdsafhankelijk,
- gewichtsreductie bij morbide adipositas (BMI > 30 kg/m2),
- verbetering van de leefstijl (stimuleren van beweging, stoppen met roken).
Dieetkenmerken:
kinderen
- energie: rustmetabolisme (Schofield) + toeslagen. Aanhouden verhouding gewicht naar lengte (groeicurve),
- eiwit: 1,4-3,0 g/kg lichaamsgewicht afhankelijk van leeftijd en serum-ureumspiegel,
- natrium: maximaal 2000 mg (ter voorkoming van overvulling, hypertensie en ter ondersteuning van de vochtbeperking,
- kaliumbeperking op geleide van de laboratoriumbepalingen, bij > 5 mmol/l: beperken afhankelijk van de leeftijd, voedingsanamnese en eventueel gebruik van kaliumverlagende medicatie,
- fosfaatbeperking op geleide van de laboratoriumbepalingen, bij serum fosfaat boven de aangegeven grens beperken: < 400 mg/dag (zuigelingen), 400-600 mg/dag (kinderen < 20 kg) en < 800 mg/dag (kinderen > 20 kg), eventueel in combinatie met fosfaatbindende medicatie,
- vochtbeperkt, alleen beperkt bij verminderde ultrafiltratie: 300 ml/m² lichaamsoppervlak + diurese,
- calciumbeperking: in voeding beperken tot 100% van de aanbevolen hoeveelheid.
volwassenen
- energie: basaalmetabolisme (FAO/WHO/UNU (1985)-formule of Harris & Benedict (1984)-formule), uitgaande van het actuele gewicht (tenzij evident veel vocht wordt vastgehouden) x 1,3 voor activiteit en ziekte. Het kan wenselijk zijn om bij een BMI > 27 kg/m2 het gewicht te corrigeren naar het gewicht bij BMI 27 kg/m2 om overschatting te voorkomen. De energie die wordt geleverd door peritoneale glucoseabsorptie moet meegerekend worden. Advies t.a.v. energie evalueren (a.d.h.v. het gewichtsverloop) en zo nodig aanpassen,
- eiwit: 1,0-1,2 gram/kg actueel lichaamsgewicht, uitgaande van het actuele lichaamsgewicht. Hanteer bij overvulling het gewicht voordat er sprake was van overvulling.. Bij BMI > 27 kg/m2 wordt uitgegaan van het gewicht bij BMI = 27 kg/m2 en bij overvulling van het gewicht voordat er sprake was van overvulling. Bij klinische ondervoeding en inflammatie is de eiwitbehoefte verhoogd tot 1,5 gram/kg/dag; hierbij wordt uitgegaan van actueel gewicht. Bij onder- en overgewicht uitgaan van een gecorrigeerd gewicht: ga bij BMI < 20 kg/m2 uit van het gewicht BMI = 20 kg/m2 ; ga bij BMI > 27 kg/m2 uit van het gewicht BMI = 27 kg/m2,
- natriumbeperkingbij vochtretentie, slechte ultrafiltratie of hypertensie:2000-2400 mg (80-100 mmol) of 5-6 gram NaCl per dag,
- kaliumbeperking op geleide van laboratoriumbepalingen, bij serum kalium > 5,5 mmol/l: 2000-3000 mg (50-75 mmol) per dag of afhankelijk van voedingsanamnese en/of gebruik kaliumverlagende medicatie,
- fosfaatbeperking op geleide van laboratoriumbepalingen, bij serum fosfaat > 1,5 mmol/l: 800-1000 mg, waarbij dit een adequate eiwitinname niet in de weg mag staan. Indien fosfaatbindende medicatie geïndiceerd is, zal afstemming van fosfaatbindende medicatie op fosfaatintake nodig zijn.
- calcium: < 2000 mg elementair calcium, dit is inclusief het calcium verkregen uit fosfaatbinders op basis van calcium,
- vocht: normale hoeveelheid drinkvocht: 1500 ml/dag, bij slechte ultrafiltratie drinkvocht l000 ml/dag,
- voeding samenstellen voor zover mogelijk volgens de adviezen Richtlijn Goede Voeding.
Behandeltijd:
- zorgniveau 4*, zie ’werkwijze diëtist’
Bijzonderheden:
- op grond van het dieetadvies bespreekt de diëtist het tijdstip van inname van de voorgeschreven fosfaatbinders en gebruik van kaliumverlagende medicatie,
- medicatie zoals natriumpolystyreensulfonaat en natriumbicarbonaat leveren een grote bijdrage aan de totale natriuminname,
- fosfaatbinders op basis van calcium kunnen een behoorlijke bijdrage leveren aan de calciuminname,
- er wordt standaard vitaminesuppletie geadviseerd volgens richtlijn Nederlandse federatie voor Nefrologie (NfN)
- er kan sprake zijn van verslechterde eetlust, misselijkheid en braken. Bij onvoldoende voedselinname wordt gebruik gemaakt van dieetpreparaten en/of dieetproducten passend binnen de dieetbeperkingen (bijvoorbeeld verlaagd in elektrolyten, klein volume). Bij onvoldoende resultaat is enterale voeding middels een sonde een optie. Verder kan gebruik gemaakt worden van aminozuurhoudende dialysevloeistof,
- energie (uit glucose) die vanuit de dialysevloeistof teruggeresorbeerd wordt, dient als onderdeel van de energie-inname meeberekend te worden,
- er zijn verschillende soorten en concentraties van de dialysevloeistof beschikbaar:
- de gebruikelijke dialysevloeistoffen bevatten glucose.Glucoseoplossingen zijn verkrijgbaar de 1,36%, 2,27% en 3,86% of in 1,25%, 2,3% en 4,25%. De resorptie van glucose uit de dialysevloeistof is ongeveer 60-75%. De glucoseconcentratie bepaalt de mate van ultrafiltratie.
- de aminozuurhoudende dialysevloeistof bevat 11g aminozuren per l. Deze vloeistof kan worden ingezet bij ondervoeding of om minder glucosbelasting te geven,
- de icodextrine vloeistof bevat 7,5% polyglucose. Dit wordt minder geabsorbeerd dan glucose en levert daardoor minder energie. De ultrafiltratie is hoog bij een lange verblijfstijd.
- gebruik van icodextrine dialysevloeistof kan bij diabetespatiënten de uitslag van de bloedglucosemeting verstoren.
- bij hypoalbuminaemie moet de uitslag van het serum calcium gecorrigeerd worden,
- gebruik van sterfruit en sterfruitproducten wordt vanwege neurotoxiciteit afgeraden,
- na plaatsen PD-katheter aandacht voor voorkomen van obstipatie,
Bronnen:
Kidney Disease: Improving Global Outcomes (KDIGO) CKD-MBD Work Group. KDIGO clinical practice guideline for the diagnosis, evaluation, prevention and treatment of chronic kidney disease-mineral and bone disorder (CKD-MBD). Kidney International. 2009(Suppl 113), S1-130; doi: 10.1038/ki.2009.189
Diëtisten Nierziekten Nederland. Dieetbehandelingrichtlijn Dieet bij peritoneale dialyse (inclusief achtergrondinformatie). 2014 www.dietistennierziekten.nl
European Best Practice Guideline (EBPG) working Group on Peritoneal Dialysis. (2005). European best practice guidelines for peritoneal dialysis. 8 Nutrition in peritoneal dialysis. Nephrology Dialysis Transplantation. 2005;20 (Suppl 9): ix28-ix33; doi: 10.1093/ndt/gfi1122
Nederlandse federatie voor Nefrologie (NfN). Richtlijnen bij chronische nierinsufficiëntie; inclusief richtlijn Vitaminesuppletie. 2014. http://www.nefro.nl/uploads/r7/-y/r7-y97wXFXgpl1_syNhHSg/Richtlijn-Voeding-en-vitaminesuppletie-revisie-2014-definitief.pdf
Nederlandse federatie voor Nefrologie (NfN). Richtlijn Mineraal- en botstoornis. 2010. http://www.nefro.nl/uploads/Fh/gH/FhgHojt2KTXEGcUaaCbHIQ/Richtlijn-Mineraal-en-botstoornis2010.update-okt.pdf
Werkgroep nierziekten KODAZ: Dieetbehandelingsrichtlijn: dieetadviezen bij kindernefrologie 2015.
De actualisering van Chronische Nierschade – peritoneale dialyse is gerealiseerd in samenwerking met Sophie Luderer, diëtist nierziekten Canisius Wilhelmina Ziekenhuis Nijmegen en Angelique van Empel-Van den Braak, diëtist nierziekten Ziekenhuis Bernhoven Uden, mede namens Diëtisten Nierziekten Nederland (DNN), Anneke van den Berg, diëtist Universitair Medisch Centrum Nijmegen(UMCN), mede namens het Kinderdiëtetiek Overleg Diëtisten Academische Ziekenhuizen (KODAZ)
Aangepast op 1 juli 2015
Chronische nierschade - niertransplantatie 
Voorkeursmoment voor verwijzing naar de diëtist:
- vanaf de niertransplantatie.
Relevante gegevens voor de diëtist:
- diagnose: chronische nierschade met basislijden, eventuele nevendiagnose(s)
- symptomen: hypertensie, overvulling, ongewenste gewichtstoename, verstoord lipidenspectrum
- laboratoriumgegevens:
- in serum: ureum, kreatinine, eGFR (CKD-EPI formule of MDRD formule), natrium, kalium, calcium, fosfaat, bicarbonaat (totaal CO2 of HCO3), Hb, HbA1c, lipidenspectrum, albumine, CRP
- in 24-uurs urine: hoeveelheid diurese, natrium, totaal eiwit, ureum, kreatinine, kreatinineklaring
- medicatie: (soort, hoeveelheid, tijdstip van inname) o.a. immunosuppressiva (corticosteroïden), antihypertensiva, diuretica, actief vitamine D, calciumzouten, calcimimetica, cholesterolverlagende medicatie, insuline, orale bloedglucoseverlagende medicatie, groeihormoon
- overig: lengte, gewicht(sverloop), BMI en buikomvang, groeicurve, bloeddruk, SGA of indien van toepassing score screening risico op ondervoeding.
Doelstelling behandeling diëtist:
op korte termijn
- behandeling complicaties:
- regulering van de elektrolytenbalans, streven naar serum kalium <5,0 mmol/l,
- ondersteunen van de bloeddrukregulatie,
- verminderen van de vochtretentie,
- bijdrage leveren aan goede calcium- en fosfaathuishouding. Streven naar serum fosfaat conform normaalwaarde volgens de lokale laboratoriumreferentiewaarden (< 1,3-1,4 mmol/l (volwassenen),
- bewaken van de voedingstoestand,
- handhaven/bereiken van een goede groeicurve,
- voorkomen van voedselinfectie.
op lange termijn (na circa 2 maanden)
- preventie of behandeling complicaties die mede ontstaan door het gebruik van immunosuppressiva en corticosteroïden (er is een verhoogde kans op diabetes),
- voorkomen van overgewicht:
- volwassenen
- BMI < 25 kg/m2 of middelomtrek van < 80 cm voor vrouwen respectievelijk < 94 cm voor mannen. Bij een hogere BMI en/of middelomtrek is een gewichtsreductie van minimaal 5-10% wenselijk.
- kinderen
- handhaven/bereiken van een goede groeicurve/voedingstoestand
- voorkomen van osteoporose.
- cardiovasculair risicomanagement
- verminderen van het risico op cardiovasculaire complicaties: streven naar serum LDL-cholesterol < 2,5 mmol/l,
- verbetering van de leefstijl (stimuleren van beweging, stoppen met roken).
- volwassenen
- voorkomen van voedselinfecties.
Dieetkenmerken:
kinderen
- energie: rustmetabolisme (Schofield) + toeslagen (bij neiging tot overgewicht energiebeperkt),
- eiwit: 0,9-2,5 g/kg lichaamsgewicht/dag afhankelijk van de leeftijd en geleide van serum ureum waarde,
- fosfaat: hypofosfatemie wordt vaak gezien op korte termijn waarvoor medicamenteuze behandeling,
- vocht: bij goede nierfunctie zorgen voor een ruime vochtinname: afhankelijk van de leeftijd kan deze 1000- 2000 ml/dag zijn,
- voeding zo veel mogelijk samenstellen volgens de aanbevolen hoeveelheden,
- als de nier goed op gang gekomen is, zijn er geen beperkingen nodig. Afhankelijk van het verloop van de transplantatie kunnen tijdelijk dieetbeperkingen nodig zijn: zie dan ’chronische nierschade’.
volwassenen
- energie:
- op korte termijn: basaalmetabolisme (FAO/WHO/UNU (1985)- formule of Harris & Benedict (1984)-formule) uitgaande van het actuele gewicht (tenzij evident veel vocht wordt vastgehouden) + toeslagen voor activiteiten en ziekte. Het kan wenselijk zijn om bij een BMI > 27 kg/m2 het gewicht te corrigeren naar het gewicht bij BMI 27 kg/m2 om overschatting te voorkomen,
- op lange termijn adequate hoeveelheid afgestemd op verbruik in verband met verhoogde kans op overgewicht bij langdurig gebruik van corticosteroïden.
- eiwit:
- op korte termijn:
- 1,2-1,5 gram/kg actueel lichaamsgewicht, gecorrigeerd voor vochtretentie. Bij onder- en overgewicht uitgaan van een gecorrigeerd gewicht: ga bij BMI < 20 kg/m2 uit van het gewicht BMI = 20 kg/m2 ; ga bij BMI > 27 kg/m2uit van het gewicht BMI = 27 kg/m2,
- op lange termijn:
- 0,8-1.0 gram/kg actueel lichaamsgewicht, gecorrigeerd voor vochtretentie. Bij onder- en overgewicht uitgaan van een gecorrigeerd gewicht: ga bij BMI < 20 kg/m2 uit van het gewicht BMI = 20 kg/m2 ; ga bij BMI > 27 kg/m2, corrigeren tot gewicht dat bij BMI = 27 kg/m2 hoort),
- op lange termijn bij gebruik van corticosteroïden in een dosering > 0,2 mg/kg/dag:
- 1,0 g/kg actueel lichaamsgewicht, gecorrigeerd voor vochtretentie.Bij onder- en overgewicht uitgaan van een gecorrigeerd gewicht: ga bij BMI < 20 kg/m2 uit van het gewicht BMI = 20 kg/m2 ; ga bij BMI > 27 kg/m2uit van het gewicht BMI = 27 kg/m2,
- op korte termijn:
- natriumbeperking: 2000-2400 mg (80-100 mmol) of 5-6 gram NaCl per dag,
- calcium en vitamine D: bij hoge doseringen corticosteroïden suppletie van calcium en vitamine D,
- vocht:
- bij onvoldoende urineproductie vochtbeperkt: 1000 ml (500 ml drinkvocht + 500 ml uit vaste voeding) + diurese,
- bij voldoende urineproductie minimaal 2 l per dag,
- bij chronische nierschade in transplantaatnier (verminderde nierfunctie, hyperkaliëmie, hyperfosfatemie): zie chronische nierschade
- voeding samenstellen voor zover mogelijk volgens de adviezen Richtlijn Goede Voeding.
Behandeltijd:
- op korte termijn:
- ongecompliceerd verloop zorgniveau 1*: zie ’werkwijze diëtist’.
- gecompliceerd verloop zorgniveau 2*: zie ’werkwijze diëtist’.
- op lange termijn:
- zorgniveau 1-2, afhankelijk van voedingsgerelateerde complicaties.
Bijzonderheden:
- extra aandacht voor voedselveiligheid ter voorkoming van voedselinfectie,
- suppletie van vitaminen en mineralen kan noodzakelijk zijn, evenals inzet van dieetpreparaten, drinkvoeding en/of sondevoeding,
- bij kinderen vaak hypofosfataemie waarvoor medicamenteuze behandeling,
- bij hypoalbuminemie moet de uitslag van het serum calcium gecorrigeerd worden.
Bronnen:
Floris L. Nutritional advice by Eetscore® in transplanted and Dietary Guideline. MSc thesis 2014.
Ward HJ. Nutritonal and metabolic issues in solid organ transplantation: targets for future research: Journal of Renal Nutrition, Vol 19, No 1, 2009: 111-122. doi: 10.1053/j.jrn.2008.10.020
Teplan V, Valkovsky I et al. Nutritonal Consequences of Renal Transplantation: Journal of Renal Nutrition, Vol 19, No 1, 2009: 95-100. doi: 10.1053/j.jrn.2008.10.017
Bellinghieri G, Bernardi A et al. Metabolic Syndrome after kidney transplantation: Journal of Renal Nutrition: Vol 19, No 1, 2009: 105-110. doi: 10.1053/j.jrn.2008.10.002
Werkgroep nierziekten KODAZ: Dieetbehandelingsrichtlijn: dieetadviezen bij kindernefrologie 2015.
De actualisering van Chronische nierschade - niertransplantatie is gerealiseerd door Anke Vroomen, diëtist nierziekten Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+)en Inez Jans, diëtist nierziekten Ziekenhuis Gelderse Vallei Ede, mede namens de Diëtisten Nierziekten Nederland (DNN) en Anneke van den Berg, diëtist Universitair Medisch Centrum Nijmegen (UMCN), mede namens de werkgroep diëtisten kindernefrologie binnen het Kinderdiëtetiek Overleg Diëtisten Academische Ziekenhuizen (KODAZ)
Aangepast op 1 juli 2015
Chronische nierschade - Nefrotisch syndroom 
Voorkeursmoment voor verwijzing naar de diëtist:
- na het stellen van de diagnose.
Relevante gegevens voor de diëtist:
- diagnose: nefrotisch syndroom met basislijden, eventuele nevendiagnose(s)
- symptomen: proteïnurie, (perifeer) oedeem, hyperlipidemie, groeiachterstand, hypertensie, ondervoeding
- laboratoriumgegevens:
- serum: ureum, kreatinine, eGFR (CKD-EPI formule of MDRD formule), natrium, kalium, lipidenspectrum, albumine, Hb, HbA1c, glucose, indien relevant calcium, fosfaat en 25(OH) vitamine D
- 24-uurs urine: hoeveelheid diurese, natrium, totaal eiwit, ureum, kreatinine.
- medicatie: (soort, hoeveelheid, tijdstip van inname) antihypertensiva, diuretica, cholesterolverlagende middelen, immunosuppressiva (incl. corticosteroïden), vitaminen- en mineralensuppletie, groeihormoon
- overig: lengte, (droog)gewicht(sverloop), BMI en buikomvang, groeicurve, bloeddruk, indien van toepassing score screening risico op ondervoeding.
Doelstelling behandeling diëtist:
- behandeling complicaties:
- verminderen van de vochtretentie
- verminderen van het eiwitverlies
- ondersteunen van de bloeddrukregulatie
- handhaven/bereiken van een goede groeicurve/voedingstoestand
- preventie of behandeling complicaties die mede ontstaan door het gebruik van immunosuppressiva en corticosteroïden: er is een verhoogde kans op diabetes bij langdurig gebruik
- voorkomen van overgewicht
- volwassenen
- BMI < 25 kg/m2 of middelomtrek van < 80 cm voor vrouwen respectievelijk < 94 cm voor mannen. Bij een hogere BMI en/of middelomtrek is een gewichtsreductie van minimaal 5-10% wenselijk.
- kinderen
- handhaven/bereiken van een goede groeicurve/voedingstoestand
- voorkomen van overgewicht
- voorkomen van osteoporose.
- cardiovasculair risicomanagement
- verminderen van het risico op cardiovasculaire complicaties: streven naar serum LDL-cholesterol < 2,5 mmol/l
- verbetering van de leefstijl (stimuleren van beweging, stoppen met roken)
- voorkomen van voedselinfectie (bij gebruik van hoge dosering immunosuppressiva en/of corticosteroïden).
Dieetkenmerken:
kinderen
- energie: rustmetabolisme (Schofield) + toeslagen (op lange termijn eventueel licht beperkt in verband met verhoogde kans op overgewicht bij langdurig gebruik van corticosteroïden),
- eiwit: aanbeveling naar leeftijd/kg ideaal lichaamsgewicht (geen eiwitbeperking),
- natriumbeperkt: hoeveelheid natrium is afhankelijk van gewicht/leeftijd en gebruik ACE-remmers (meestal licht natriumbeperkte voeding, bij ernstige overvulling is soms een strengere natriumbeperking nodig),
- calcium en vitamine D: volgens aanbevolen hoeveelheid. Zonodig suppletie bij langdurig gebruik van corticosteroïden,
- vocht: bij ernstige overvulling vochtbeperkt afhankelijk van gewicht/leeftijd,
- richtlijnen goede voeding voor zover dit past binnen de dieetbeperkingen,
- voeding zo veel mogelijk samenstellen volgens de aanbevolen hoeveelheden.
volwassenen
- energie: basaalmetabolisme (FAO/WHO/UNU (1985)-formule of Harris & Benedict (1984)-formule) uitgaande van het actuele gewicht (tenzij evident veel vocht wordt vastgehouden) + toeslagen voor activiteiten en ziekte. Het kan wenselijk zijn om bij een BMI > 27 kg/m2 het gewicht te corrigeren naar het gewicht bij BMI 27 kg/m2 om overschatting te voorkomen. Op lange termijn adequate hoeveelheid afgestemd op verbruik in verband met verhoogde kans op overgewicht bij langdurig gebruik van corticosteroïden,
- eiwit: bij primaire nierziekte 0,8 gram/kg actueel lichaamsgewicht, bij nefrotisch syndroom op basis van systeemziekten (zoals amyloïdose of ziekte van Kahler waardoor het risico op ondervoeding hoger is) evt. 1,0 gram/kg actueel lichaamsgewicht, gecorrigeerd voor vochtretentie. Bij onder- en overgewicht uitgaan van een gecorrigeerd gewicht: ga bij BMI < 20 kg/m2 uit van het gewicht BMI = 20 kg/m2 ; ga bij BMI > 27 kg/m2uit van het gewicht BMI = 27 kg/m2 ,
- natriumbeperking: maximaal 2000 mg (80 mmol) of 5 gram NaCl per dag,
- kaliumbeperking op geleide van laboratoriumbepalingen: bij serum kalium > 5,0 mmol/l: 2000-3000 mg (50-75 mmol) per dag afhankelijk van voedingsanamnese en/of gebruik kaliumverlagende medicatie,
- calcium en vitamine D: volgens aanbevolen hoeveelheid. Zo nodig suppletie bij langdurig gebruik van corticosteroïden,
- vocht: 1,5-2 l per dag, afhankelijk van de mate van overvulling,
- voeding samenstellen voor zover mogelijk volgens de adviezen Richtlijnen Goede Voeding,
- bij hyperlipidemie: zie ’hypercholesterolemie’,
- bij chronische nierinsufficiëntie: zie ‘chronische nierschade’,
- bij diabetes mellitus: zie ’diabetes mellitus’.
Behandeltijd:
- zorgniveau 2*, zie ’werkwijze diëtist’.
Bijzonderheden:
- extra aandacht voor voedselveiligheid ter voorkoming van voedselinfectie,
- suppletie van vitaminen en mineralen kan noodzakelijk zijn, evenals inzet van dieetpreparaten, drinkvoeding en/of sondevoeding,
- bij hypoalbuminemie moet de uitslag van het serum calcium gecorrigeerd worden,
- bij vochtretentie uitgaan van gewicht voor ontstaan van het nefrotisch syndroom,
- bij chronische nierschade stadium 3-5 wordt gebruik van sterfruit en sterfruitproducten vanwege neurotoxiciteit afgeraden.
Bronnen:
Charlesworth JA, Gracey DM, Pussell BA. Adult nephrotic syndrome: non-specific strategies for treatment. Nephrology (Carlton). 2008 Feb;13(1):45-50. doi: 10.1111/j.1440-1797.2007.00890.x
Nederlandse Federatie voor Nefrologie (NfN). Richtlijn behandeling en diagnostiek van membraneuze nefropathie / IgA-nefropathie / minimal change disease en focale segmentale glomerulosclerose. 2013
Zorgstandaard Nefrotisch syndroom. 2013. http://www.zorgstandaarden.net/nl/wat-is-een-zeldzame-aandoening/voor-welke-zeldzame-aandoeningen-een-zorgstandaard/nefrotisch-syndroom
Werkgroep nierziekten KODAZ: Dieetbehandelingsrichtlijn: dieetadviezen bij kindernefrologie 2015.
De actualisering van Nefrotisch syndroom is gerealiseerd door Anke Vroomen, diëtist nierziekten Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+) en Inez Jans, diëtist nierziekten Ziekenhuis Gelderse Vallei Ede, mede namens de Diëtisten Nierziekten Nederland (DNN) en Henny Termeulen, diëtist VU medisch centrum (VUmc), mede namens de werkgroep diëtisten kindernefrologie binnen het Kinderdiëtetiek Overleg Diëtisten Academische Ziekenhuizen (KODAZ).
Aangepast op 1 juli 2015
Urinewegstenen (urolithiasis) 
Voorkeursmoment voor verwijzing naar de diëtist:
- bij (recidief-)steenvorming.
Relevante gegevens voor de diëtist:
- diagnose: urinewegstenen, soort urinewegsteen en mogelijke oorzaak, eventuele nevendiagnise(s)
- medicatie: calcium, vitamine C- en D-supplementen, thiazides, allopurinol
- serum calcium, fosfaat, oxaalzuur, urinezuur
- 24-uurs urine: natrium
- overig: lengte, gewicht, BMI.
Doelstelling behandeling diëtist:
- voorkomen van verdere steengroei
- bijdragen aan het voorkomen van recidiefstenen.
Dieetkenmerken:
- vochtverrijkt: een hoeveelheid drinkvocht waarbij de urineproductie minimaal 2 l bedraagt (dit kan worden bereikt met een vochtintake van 2½-3 l). Met name royaal drinken rondom de maaltijd en voor het slapen gaan. Bij cystinestenen streven naar een urineproductie van minimaal 3½ l. Als drank bij voorkeur de helft laten bestaan uit water of bronwater, de rest uit (calorie-arme) dranken. Beperken van sterke thee of ice-tea in verband met oxalaat. Beperken van fosfaathoudende frisdranken,
- calcium: volgens aanbevolen hoeveelheid, bij de maaltijd gebruiken geeft het grootste beschermende effect. Bij onvoldoende intake suppleren,
- natriumbeperkt: maximaal 2400 mg (100 mmol) of 6 gram NaCl per dag. Bij thiazidegebruik maximaal 2000 mg (80 mmol) of 5 gram NaCl per dag,
- eiwitconstant: 0,8-1,0 g eiwit/kg. Bij onder- en overgewicht uitgaan van een gecorrigeerd gewicht: ga bij BMI < 20 kg/m2 uit van het gewicht BMI = 20 kg/m2 ; ga bij BMI > 27 kg/m2 uit van het gewicht BMI = 27 kg/m2. Voorkomen van gebruik van grote hoeveelheden dierlijk eiwit.
- oxaalzuurrijke producten beperken,
- kalium: minimaal 2000 mg (50 mmol) per dag,
- vitamine C en D volgens aanbevolen hoeveelheid,
- voeding samenstellen voor zover mogelijk volgens de adviezen Richtlijn Goede Voeding met extra aandacht voor gebruik van voldoende groente en fruit en gebruik van voldoende voedingsvezel, bij verhoogde urinezuuruitscheiding (hyperuricosurie): purinebeperkt en beperken toegevoegd fructose,
- bij te hoog gewicht: gewichtsreductie, zie’te hoog gewicht’.
Behandeltijd
- zorgniveau 1, zie ’werkwijze diëtist’.
Bijzonderheden:
- megadoses vitamine C (> 1000 mg) en D (> 50 mcg of 2000 IE) kunnen het risico op urinewegstenen verhogen,
- calciumbeperking bij urinewegstenen is achterhaald,
- er zijn aanwijzingen dat citraatrijk voedsel en/of fytaatrijk voedsel een preventieve werking kan hebben op de ontwikkeling van urinewegstenen.
Bronnen:
Fink HA, Wilt TJ et al. Recurrent Nephrolithiasis in Adults: Comparative Effectiveness of Preventive Medical Strategies. Comparative Effectiveness Reviews. 2013 (61)
Grases F, Costa-Bauza A, Prieto RM. Renal lithiasis and nutrition. Nutrition Journal 2006 (5): 23 doi:10.1186/1475-2891-5-23
Reynolds T.M. Chemical pathology clinial investigation and management of nefrolothiasis. J Clin Pathol. 2005 (58):134-140 doi: 10.1136/jcp.2004.019588
Siener R, Hesse A. Recent advances in nutritional research on urolithiasis. World J Urol. 2005 (23) :304-308 doi 10.1007/s00345-005-0027-1
Schijndel J. van, Donkers F. Calciumoxalaatstenen: de dieetinterventie. Scriptie Health Promotion HAN 2015
Straub M, Hautmann RE. Developments in stone prevention. Curr Opin Urol. 2005 (15):119-126 doi: 10.1097/01.mou.0000160627.36236.6b
De actualisering van Urinewegstenen is gerealiseerd door Hans Brandts, diëtist nierziekten Rijnstate Arnhem en Inez Jans, diëtist nierziekten Ziekenhuis Gelderse Vallei Ede, en Fenna Donkers en Joske van Schijndel, studenten Voeding en Diëtetiek Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, mede namens Diëtisten Nierziekten Nederland (DNN)
Aangepast op 1 juli 2015